Het Vormsel


Gedoopte jonge mensen
worden op een belangrijk ogenblik van hun leven
uitgenodigd door hun parochiegemeenschap
om samen met hun ouders en catechisten,
twee jaar een kring te vormen
in voorbereiding op het vormsel
.In en door deze gelovige gemeenschap worden zij, in de hoop dat zij kiezen om te leven in de Geest van Jezus, op een levensnabije manier GEVORMD !

 

In HET GELOOFSBOEK lezen we over het Vormsel:


"Het kind wordt - na zijn doopsel, na zijn eerste communie en gedurende zijn ganse kinderleven - herhaaldelijk uitgenodigd zijn geloof te belijden. Nu spreken de vormelingen meer bewust hun geloofsbelijdenis uit. Daarmee beamen zij het geloof van de Kerk, waarin zij vroeger gedoopt werden " (Geloofsboek, p. 106)
"Is het doopsel het sacrament van Pasen, dan is het vormsel het sacrament van Pinksteren. Op die dag drijft de Geest de apostelen naar buiten. Zo ontvangen de vormelingen de zeven gaven van de Geest om hun verantwoordelijkheid in een missionaire kerk op zich te nemen. Vormen komt van vromen: sterk en krachtig maken om deel te nemen aan de zending van Christus.
Zoals de catechisten hen hebben voorgeleefd bij de voorbereiding op het vormsel, zo zullen zij nu op hun beurt mensen rond Christus moeten samenbrengen en een kerkgemeenschap opbouwen." (Geloofsboek, p. 107)


Sacramenten zijn markeringen op de weg naar een toekomst met God, en in hun onderlinge samenhang tekenen zij die weg voor ons uit.

Zo staat het vormsel in direct verband met het doopsel en de eucharistie, en alle drie samen vormen ze de weg van de groei in het christelijk leven.


In het doopsel ontvangen mensen de naam van God en worden zij opgenomen in de kerk.

Het vormsel is een bezegeling en bekrachtiging van het doopsel (Pasen), want in het vormsel ontvangen de gedoopten de zending van de heilige Geest (Pinksteren) en worden zij als getuigen uitgezonden, dat wil zeggen: worden zij kerk. En het is tenslotte deze kerk, deze gemeenschap van naar God genoemde geestdriftige getuigen die de eucharistie viert.
De oorsprong van het vormsel is de handoplegging door de apostelen. Maar vanaf haar begin heeft de kerk verschillende riten gehad voor de mededeling van de heilige Geest in het vormsel; deze riten zijn ook herhaaldelijk veranderd. In 1971 heeft paus Paulus VI vastgelegd dat het sacrament van het vormsel wordt bediend door de zalving van het voorhoofd met chrisma, die bij wijze van handoplegging geschiedt onder de woorden: N., ontvang het zegel van de heilige Geest, de gave Gods. Bovendien is de handoplegging over alle vormelingen tezamen met het gebed: "Almachtige God, Vader van onze Heer Jezus Christus ..." een zinvol onderdeel van het sacrament, hoewel het niet tot het wezen van de sacramentele ritus behoort. In deze dubbele symboolhandeling behoudt het vormsel zijn dubbele zin: in de handoplegging komt het bijbelse gebaar te voorschijn waarmee de gave van de heilige Geest wordt meegedeeld en in het gebed wordt afgeroepen. In de zalving met chrisma ontvangt de vormeling het zegel dat haar of hem op Christus doet gelijken. Dit zegel is onuitwisbaar, en dus kan een mens slechts eenmaal worden gevormd.


De voorbereiding


Om het vormsel te kunnen ontvangen moet men gedoopt zijn. Wanneer een klein kind wordt gedoopt staan de ouders en peetouders in voor het geloof van het kind. Maar als dit kind wil worden gevormd moet het in staat zijn om de geloofsbelijdenis te bevestigen. Het is in dit verband aardig om te weten dat het woord ‘vormen’ komt van het Latijnse woord “confirmare” , wat betekent “bevestigen”. Het vormsel vraagt om een eigen verstaan van het christelijk geloof. De vorming van het eigen verstaan vergt dan ook een voorbereiding in de meest volle zin van het woord: de wil en het vermogen om als lid van onze kerkgemeenschap te getuigen van Gods woord in christelijk leven en werken. De leeftijd waarop het vormsel wordt bediend is per bisdom verschillend. De Bisschoppenconferentie heeft als algemene norm aangegeven dat de bediening ligt rond het twaalfde levensjaar. Kinderen worden gevormd in de parochie waartoe hun ouders behoren.

Om toegelaten te worden tot de vormselvoorbereiding is het nodig katholieke godsdienst te volgen op school vanaf het eerste leerjaar, of ten minste vanaf de eerste communie.


Zoals de ouders en peetouders bij het doopsel instaan voor het geloof van het kind, zo staan zij ook in voor de geestelijke vorming en catechetische voorbereiding van het kind. Maar ook hierin staan de ouders niet alleen, want van aanvang af heeft de parochiegemeenschap deel aan deze zorg en draagt zij mede verantwoordelijkheid voor de catechese. Ook het kind staat niet alleen, want het is afhankelijk van het gezin en de vriendenkring. Daarom is de voorbereiding op het vormsel in alle opzichten een gemeenschappelijke vorming: zij komt voort uit de gemeenschap, vindt plaats in de gemeenschap en bouwt aan de gemeenschap. De ouders zullen zo intens mogelijk betrokken worden bij de voorbereiding op het vormsel, zowel door ouderavonden, catechesesamenkomsten als door vieringen.
Een degelijke begeleiding veronderstelt een catechetisch aanbod waarin zowel de betekenis van het vormsel als het eigen geloven ter sprake komt.


De tijd en plaats van het vormsel


Het sacrament van het vormsel als zending van Gods Geest gaat de gehele kerk en al haar leden aan. Daarom vindt de viering van dit sacrament in de regel plaats op zondag, de dag waarop de kerk het paasmysterie viert, tijdens de eucharistieviering te midden van de gemeenschap. De meest geëigende tijd is de paastijd, dat wil zeggen de tijd vanaf Pasen tot en met Pinksteren. De vormselviering zelf dient in het verlengde te liggen van de vormselvoorbereiding. Men zal trachten de jongeren zelf, hun ouders, familie en heel de parochiegemeenschap actief te betrekken bij de viering.
Ook de taak van de vormselpeter en de vormselmeter moet duidelijk benadrukt worden. Die peter en meter kunnen ouders of familieleden zijn, catechisten of de peter of de meter van bij het doopsel, ofwel iemand uit de gemeenschap die een bijzondere band heeft met de vormeling ofwel de volwassene die de vormeling tijdens zijn voorbereiding volgde.

De bedienaar van het vormsel


De oorspronkelijke en gewone bedienaar van het vormsel is de bisschop. Het belang van de bisschoppelijke bediening wordt in de westerse kerk zo hoog geschat, dat het heeft geleid tot ontkoppeling van doopsel en vormsel: terwijl de pastoor het kind kort na de geboorte kan dopen, kan het vormsel pas worden bediend wanneer de bisschop de parochie bezoekt. De bisschop kan zich echter, bijvoorbeeld wanneer er veel vormelingen zijn, laten assisteren door priesters. Verder kan de bisschop de bediening van het vormsel delegeren aan een priester die een speciale taak heeft in het bisdom en daardoor een speciale band met de bisschop, bijv. een vicaris ,een deken of federatiepastoor. Bij stervensgevaar kan iedere priester vormen. Maar wanneer een priester vormt doet hij dit altijd namens de bisschop. In alle gevallen wordt voor het vormsel het chrisma gebruikt dat door de bisschop is gewijd op Witte Donderdag.


De viering van het sacrament


Hoewel het ritueel voorziet in een liturgie van het vormsel buiten de eucharistieviering, wordt in de regel uitgegaan van haar viering tijdens de eucharistie. De orde van dienst verloopt als volgt:
1.Presentatie van de vormelingen. Na de lezing van het evangelie gaat de vormheer zitten en worden de vormelingen, met in hun handen de doopkaars, bij name naar voren geroepen onder begeleiding van ouders of peetouders. Daar, in de nabijheid van de bisschop, gaan zij zitten.
2.Homilie. Dan houdt de vormheer een korte homilie waarin hij uitleg geeft aan het evangelie van de dag en, in samenhang daarmee, van het sacrament van het vormsel.
3.Vernieuwing van de doopbelijdenis. Na de homilie gaan de vormelingen staan en belijden zij ten overstaan van de bisschop dat zij het geloof, dat hun werd aangereikt bij het doopsel, bevestigen. Samen met heel de gemeenschap bevestigt de bisschop deze belijdenis als het geloof van de kerk.
4.De handoplegging. Dan legt de vormheer de vormelingen de handen op en roept hij de zeven gaven van de Geest over hen af. De hele gemeenschap beaamt dit gebed. Bij ons is de gewoonte ontstaan om de ouders of peetouders in deze ritus een rol te laten spelen door hun hand op de schouder van hun (pete)kind te leggen.
5.De zalving met chrisma. De kernhandeling van het vormsel is de zalving van de vormeling onder handoplegging van de vormheer terwijl hij zegt: "N., ontvang het zegel van de heilige Geest, de gave Gods", waarop de gevormde antwoordt "Amen". Ook hier leggen de (peet)ouders hun hand op de schouder van hun (pete)kind. De vormheer besluit deze symboolhandeling met de vredeswens.
6.De voorbede. Met de door de vormheer ingeleide en afgesloten voorbeden eindigt de viering van het vormsel. Dan volgt in de regel de viering van de eucharistie. De vormelingen zijn te zamen met hun ouders en peetouders uitgenodigd om onder twee gedaanten te communie te gaan.


Praktisch voor Werchter.

De vormselviering voor de kinderen van onze parochie loopt samen met hun Plechtige Communie op de eerste zaterdag na pasen.

 

Terug naar overzicht